Totaliteit

Het essentiële idee achter de term ‘totaliteit van symptomen’ is dat alle actuele betekenisvolle tekenen en symptomen die bij individu aanwezig zijn op een zeker tijdstip, afkomstig zijn van één basisverstoring, welke de ziekte van het individu is. In de praktijk is dit echter niet altijd zo duidelijk, omdat we symptomen van verschillende verstoringen met hun eigen onderliggende oorzaak door elkaar kunnen aantreffen. Verder is het zo dat niet alleen de objectieve symptomen van belang zijn: De etiologie van een ziekte en miasma's, de constitutie en temperament van het individu (Organon §5) en de totaliteit van tekenen en symptomen (Organon §6) zijn de drie factoren die een compleet beeld van een ziekte geven. Opmerkelijke veranderingen in de gezondheidstoestand, uitlokkende of fundamentele oorzaken moeten beschouwd worden en met de ziekte in verband gebracht worden.

Bij het bepalen van het benodigde middel vormen we ons een beeld van de essentie van de verschijnselen en symptomen die representatief zijn voor het afweermechanisme, om achter het karakter van de Centrale Verstoring van de levenskracht te komen en daardoor voorschrijven op het totaal van de symptomen.

Er zijn twee casus anamnese methodieken de individuele en groepsanamnese. Er zijn individuele en collectieve ziektes. Wanneer een casus is gebaseerd op meerdere oorzaken en unieke symptomen moet de gevolgde methode, de persoonlijke anamnese zijn. Het komt er op neer dat de karakteristieken van de constitutionele predispositie naast de karakteristieke symptomen voor het voorschrift bepalend zijn. (§ 153 constitutioneel specificum).

Wanneer de casus is gebaseerd op gemeenschappelijke oorzaak en soortelijk gelijke symptomen, moet de groepsanamnese toegepast worden. In dit constitutioneel oppervlakkiger voorschrift is de combinatie van de individuele constitutie en het effect van de ziekte zelf doorslaggevend voor het benodigde middel. Maar het middel is dus wel op grond van individualiteit (§ 153) uit een geniusgroep met dezelfde oorzaak geselecteerd.

Na het verzamelen van alle data, symptomen en karakteristieken, moeten we het simillimum vaststellen voor de patiënt zijn huidige gesteldheid.

De huidige gesteldheid en totaliteit geven uitdrukking aan het dominerende miasma. Het simillimum moet de symptomen of gedeelte van de symptomen afdekken en elimineren, welke correspondeert met dat miasma.
We moeten dit doen door die symptomen van de patiënt te selecteren, die direct gerelateerd aan en verkregen door zijn klachten.
Als een persoon ziek is heeft hij een specifiek overheersend gevoel, dat een directe verbinding met de ziekte heeft.

Om in staat te zijn om het simillimum voor de huidige gesteldheid, de actieve laag van de patiënt te bepalen, is het van primair belang om zijn karakteristieken te onderscheiden van zijn symptomen. De karakteristieken van de patiënt betreffen zijn symptomen en een aantal andere aspecten gerelateerd aan de specifieke eigenschappen van zijn constitutie, maar niet direct gerelateerd aan zijn klachten, dus niet relevant voor hem.

Zoals hierboven gebleken is zijn er meerdere strategieën in behandeling mogelijk het is dus fout om zondermeer het constitutiemiddel voor te schrijven op grond van de karakteristieken van de patiënt, die verward zijn met de symptomen van de patiënt. Alle karakteristieken die niet gerelateerd aan de klachten van de patiënt zijn, waar dus geen problemen mee zijn, kunnen misleidend blijken te zijn voor het bepalen van het simillimum. In feite kunnen ze alleen maar als gedeelte van de bevestigende symptomen dienen

Organon §5: "Voor zijn geneestaak heeft de geneesheer de volgende hulpmiddelen nodig: a. bij acute ziekte de gegevens van de meest waarschijnlijke aanleiding; b. bij chronisch lijden de belangrijkste momenten uit de hele ziektegeschiedenis, om de grondoorzaak ervan op te sporen, die meestal berust op een chronisch miasma. Vooral bij langdurig zieken zijn de volgende punten belangrijk: de lichamelijke gesteldheid voor zover na te gaan, humeur en mentaliteit, beroepsmatige bezigheden, leefwijze en gewoonten, maatschappelijke en huiselijke omstandigheden, leeftijd en seksueel functioneren enz."

Organon §6: "De onbevooroordeelde waarnemer weet hoe waardeloos bovenzinnelijke speculaties zijn, die niet door ondervinding kunnen worden bevestigd. Hoe scherpzinnig hij ook moge zijn, hij moet het doen met wat hij zintuiglijk aan de buitenkant kan waarnemen aan veranderingen in de toestand van lichaam en geest, aan ziekteverschijnselen, bijzonderheden en symptomen. Dat zijn dan afwijkingen van de gezonde, voormalige toestand van degene, die nu ziek is, dus datgene:
wat de patiënt zelf voelt;
wat zijn omgeving aan hem waarneemt;
wat de arts zelf aan hem observeert.
Deze waarneembare verschijnselen tezamen vertegenwoordigen de ziekte in haar volle omvang, d.w.z. ze vormen met elkaar het enig echte en enig denkbare ziektebeeld."

Organon §7: "Dan moeten, als men rekening houdt met eventuele miasmata en ook bijkomende factoren (§5) niet vergeet, het ook alleen die symptomen zijn, waardoor de ziekte vraagt om en verwijst naar die medicijn, die haar helpen kan. Dan moet de totaliteit van deze symptomen, die het innerlijke wezen van de ziekte, d.w.z. de aandoening van de levenskracht naar buiten weerspiegelt, het voornaamste of enige zijn waardoor de ziekte te kennen kan geven welk middel ze nodig heeft."

Organon §153: "Bij het opzoeken van een homeopathisch specifiek geneesmiddel moet men de totaliteit der verschijnselen van de natuurlijke ziekte, ter vergelijking, leggen naast de symptomenreeks van de beschikbare medicamenten. Hierbij moet men vooral en bijna uitsluitend, oog hebben voor de meer opvallende, ongewone en typerende (karakteristieke) verschijnselen en symptomen. Want vooral die moeten precies overeenkomen met symptomen uit het gezochte geneesmiddelbeeld, wil dat middel voor genezing het meest passend zijn."

Organon §213: "Men zal derhalve nooit op een natuurlijke manier, d.w.z. nooit homeopathisch, genezen als men niet bij ieder ziektegeval, zelfs bij het acute, tevens let op symptomen van verandering in mentale en affectieve gesteldheid. Men zal alleen homeopathisch kunnen genezen met behulp van een uit de geneesmiddelen gekozen ziekte-agens, dat- behalve overeenkomst van haar andere symptomen met die van de ziekte- ook het vermogen bezit zelf een overeenkomstige stemmings- of geestesgesteldheid te produceren."

De totaliteit komt d.m.v. verschillende factoren tot uitdrukking:


Het karakter van de ziekte:
Deze kan snel, medium of langzaam zijn, of dit kan alterneren. Het karakter van de ziekte is een indicatie voor de aard van de basiswaan. We moeten ook vaststellen of we te maken hebben met een acute, sub-acute of chronische toestand. Is het een acute crisis in een chronische casus, die om een ander middel vraagt, of is het een intensivering van de chronische gesteldheid, waarbij we bij het chronische middel blijven.

Gevoeligheid en prikkelbaarheid:
Op verschillende factoren in de omgeving, zoals atmosferische veranderingen, voedsel, emotionele factoren. Men moet een middel selecteren welke dezelfde gevoeligheid heeft. Hierbij is het algemeen zo dat de meest gevoelige en prikkelbare gesteldheden een plantenmiddel nodig hebben, de middelmatig gevoelige patiënten een middel uit het dierenrijk en de minst te prikkelen gesteldheden een mineraalmiddel.

Psychisch-mentale gesteldheid:
Wat is de basiswaan van de persoon? Het karakter van de ziekte en de gevoeligheid geven hierbij al aan in welke richting we moeten zoeken. Als een persoon ziek is heeft hij een specifiek overheersend gevoel dat een directe verbinding met de ziekte heeft. Deze psychisch-mentale gesteldheid komt tot uitdrukking in de vorm van spraak, gebaren en dromen.

De aard van de pathologie en de betekenis hiervan voor de patiënt:
Deze bevestigt de aard en de gevoeligheid van de ziekte, want is er mee in overeenstemming. Men moet hierbij op zoek naar de manier waarop (het idee erachter) de patiënt het symptoom tot uitdrukking brengt.

Oorzaak van de ziekte:
Deze bevestigt de aard en de gevoeligheid van de ziekte. Ziekten met een snel karakter hebben een plotselinge uitlokkende oorzaak, waar langzame ziekten van chronische langdurige oorzakelijke factoren afhankelijk zijn. Zo is het ook bij de gevoeligheid, als de prikkelbaar hoog is kan de oorzaak relatief een kleinigheid zijn, maar waar deze laag is, moet er een echte uitlokkende oorzaak aanwezig geweest zijn die de problemen veroorzaakte.

Karakteristieke symptomen, modaliteiten, fysieke karakteristieken, psychisch-mentale karakter, fysieke tekens etc.:
Als ze zeer uitgesproken zijn kunnen ze gebruikt worden om de aard van de ziekte, gevoeligheid, psychisch-mentale gesteldheid, karakter van de pathologie en oorzaak te bevestigen. Er moet altijd een verbinding met de bovengenoemde concomiterende symptomen van de constitutie gemaakt worden, om met behulp van deze karakteristieke symptomen een betrouwbaar voorschrift te kunnen maken. Bij elk levend individu zijn altijd wel deze concomiterende symptomen te vinden.

Miasmatische gesteldheid:
Deze omvat het karakter van de ziekte, gevoeligheid, psychisch-mentale gesteldheid, karakter van de pathologie en oorzaak. Kennis van miasma’s geeft inzicht welke middelen in aanmerking komen. Door inzicht in het nu dominerende miasma (inclusief het acute miasma), weet de homeopaat uit welke groep van diepwerkende middelen, die in staat zijn dit miasma te beïnvloeden, hij moet kiezen.

Ziektegeschiedenis:
Dit geeft informatie over de aard van de ziekte, gevoeligheid, psychisch-mentale gesteldheid, karakter van de pathologie en miasma. Ook als er in het heden geen karakteristieke symptomen voorhanden zijn, zijn de vroegere misschien wel bruikbaar.

Familiegeschiedenis:
De gesteldheid van de moeder tijdens de zwangerschap, intensieve gesteldheid of gebeurtenis in het leven van de ouders etc.


Terug